Beleidswerk

Hoorzitting in federaal parlement over arbeidsduurverkorting


'Zet 10 experten samen en je krijgt 11 meningen'. Het is een stelling die je waarschijnlijk bekend in de oren klinkt. Of die je zelf al eens uitsprak. En effectief, hoe meer een vraag normatief van aard is (“hoe de werkelijkheid zou moeten zijn”) in plaats van empirisch te benaderen valt (“hoe data zegt dat de werkelijkheid is”), hoe groter de kans dat je als beleidsmaker mogelijk met meer vragen dan antwoorden achterblijft wanneer je een vraagstuk voorlegt aan een expertenpanel.


Was dat op 16 januari 2019 even anders. Toen organiseerde de Commissie voor de Sociale Zaken van het federale parlement een hoorzitting over de haalbaarheid van een collectieve arbeidsduurvermindering. Dat wil zeggen: met z’n allen minder gaan werken met behoud van maandloon. Aanleiding was een resolutie ingediend door verschillende PS-parlementsleden, waaronder Laurette Onkelinx en Frédéric Daerden. Traden op als experten: professor Mikael Petitjean (IESEG School of Management), doctor Sarah De Groof (KU Leuven), professor Bruno Van der Linden (Université catholique de Louvain), arts Anne Delespaul (vzw Geneeskunde voor het Volk) en – de Kamer moest immers gevuld worden – professor Stijn Baert (Universiteit Gent). We kunnen je verzekeren: dames en heren die normaal gezien serieus met elkaar van mening durven verschillen. Anne Delespaul sprak zich in het bijzonder uit over gezondheids- en welzijnseffecten en minder over de haalbaarheid van arbeidsduurverkorting. Degenen die ingingen op de haalbaarheid van arbeidsduurverkorting in België waren het echter opmerkelijk met elkaar eens…


Mijn slideshow voor die hoorzitting kan hieronder afgehaald worden. Verderop lees je een samenvatting van de inhoud, een uittreksel uit mijn recente boekhoofdstuk over arbeidsduurvermindering.

Hoorzitting arbeidsduurverkorting Hoorzitting arbeidsduurverkorting Hoorzitting arbeidsduurverkorting



Is collectieve arbeidsduurvermindering met behoud van loon haalbaar?


Uitslapen op maandag of het weekend inklinken op donderdag, kan toch niemand iets tegen hebben? Je zou de professoren arbeidseconomie met veel nood aan slaap en goesting in rum-cola zero zeker niet horen klagen mochten zij morgen in die wereld ontwaken. En op zich zou het zomaar kunnen. Het is te zeggen, het kan nu al. Niemand verplicht werkgevers en werknemers om met elkaar contracten af te sluiten voor pakweg 38 uur per week. Als zij elkaar vinden voor een contract van 30 of 32 uur per week, dan zal er geen 38-urenspook hen uit hun slaap komen houden. Wat minder uren voor een wat lager maandloon, eigenlijk is het absurd dat het niet vaker voorkomt.


Punt is: dit is natuurlijk geen arbeidsduurvermindering met behoud van maandloon. Dat is, helaas, niet haalbaar, of toch niet op het Belgische niveau en op korte termijn. De redenering van de meeste experten tijdens de hoorzitting van 2019, bewapend met studies, digitale stapels van een kilometer hoog, om dat punt hard te maken kwam in feite op hetzelfde neer. Een arbeidsduurvermindering met behoud van loon, leidt automatisch tot hogere uurlonen. Die hogere loonkosten maken het op slag veel minder interessant om mensen te werk te stellen in België. Werkgevers zullen dan geneigd zijn processen te automatiseren of hun productie in een ander land te laten plaatsvinden. Op die manier zou ons land in een negatieve spiraal komen. Meer stress, minder feestjes. Het is, ietwat oneerbiedig voorgesteld, alsof in de supermarkt precies dezelfde producten plots heel veel duurder zouden worden. Dan zouden klanten die producten ook links laten liggen voor andere goederen of in een andere supermarkt hun boodschappen gaan doen.


Deze redenering geeft impliciet aan waarom experimenten binnen de publieke sector onmogelijk kunnen doorgetrokken worden naar (alle) private bedrijven. Wanneer men bij de overheid werknemers arbeidsduurverkorting aanbiedt, is het gevolg niet dat het marktaandeel van de dienstverlening van de overheid zal dalen. Die kent immers veelal geen concurrentie. Toch is er ook bij arbeidsduurvermindering bij de overheid een gevaar. Als arbeidsduurverkorting aanleiding geeft tot de tewerkstelling van meer ambtenaren (die elk minder uren per week kloppen), dan maakt dat natuurlijk de overheidskas een stuk lichter. Dat gat in de overheidskas vullen met hogere belastingen kan opnieuw drukken op de tewerkstelling in de private sector...


Werk creëert werk


Wie arbeidsduurvermindering met behoud van loon verdedigt, doet dat vaak op basis van het argument dat dit een manier is om werk te herverdelen. Dat wil zeggen: als we met z’n allen wat minder gaan werken, ontstaan er kansen voor werkzoekenden en inactieven om de extra nood aan werkkrachten in te vullen. Op basis van dit soort argument werd decennia geleden ook het brugpensioen ingevoerd: als we oudere werknemers de arbeidsmarkt uitduwen, ontstaan kansen voor jongere werkzoekenden.


Nog los van het feit dat forse arbeidsduurvermindering met behoud van loon leidt tot hogere uurloonkosten en dus jobvernietiging, klopt deze statische kijk op de arbeidsmarkt niet. Er werd zelfs een naam bedacht voor het fabeltje van de makkelijke herverdeling van werk: “the Lump of Labour Fallacy”. Ondertussen is het duidelijk dat dit idee dat er een vaste hoeveelheid werk is in een land of regio die kan verdeeld en herverdeeld worden niet klopt. Wat eerder klopt, is de stelling “werk creëert werk”. Wanneer beleid ertoe leidt dat meer mensen aan de slag gaan (en dus de werkzaamheidsgraad stijgt), dan zal de consumptie ook stijgen (omdat mensen meer kunnen uitgeven), zodat bedrijven meer moeten produceren en nog meer arbeiders kunnen aantrekken. Zodoende ontstaat de positieve spiraal die je typisch ziet in tijden van hoogconjunctuur.


De arbeidsmarkt is, met andere woorden, geen statisch gegeven waar een bepaald aantal jobs naar believen kan verdeeld worden, maar een dynamisch proces waarbij zowel een opwaartse spiraal (meer mensen aan de slag en nog meer vraag naar werknemers) als een neerwaartse spiraal (minder burgers aan het werk die bovendien hun baan dreigen te verliezen) mogelijk is.


Zullen we dan voor eeuwig en drie dagen 38 uur per week werken? Dat is weer wat anders. Met dank aan de technologie en onze scholing, worden we productiever. Onze werkuren worden steeds meer waard voor werkgevers. De afgelopen decennia hebben we die hogere productiviteit steevast omgezet in een hogere welvaart. Meer centen, om ons meer materieel comfort te kunnen verschaffen. Niks zegt dat we maatschappelijk die keuze moeten blijven maken. We zouden ervoor kunnen opteren om onze stijgende productiviteit deels in tijd in plaats van in centen om te zetten. Onze maandlonen zullen dan minder stijgen, maar beetje bij beetje zullen we minder werken.


Klinkt goed, zeg je? Dan moet je natuurlijk ook beseffen dat we onze uitstekende Belgische gezondheidszorg de afgelopen decennia ook maar hebben kunnen ontplooien met dank aan de gestegen welvaart. Die betekent immers hogere inkomsten voor de staatskas. Om het groeipad voor de gezondheidszorg die de vergrijzing en de steeds vernuftiger medicijnen en apparatuur ons vragen te kunnen aanhouden, is een verdere stijging van die welvaart eigenlijk nodig. Als we gaan voor meer tijd in plaats van meer welvaart, dan zullen we nog meer verplicht zijn compromissen te sluiten in de uitgaven binnen de gezondheidszorg.


De tegenstelling tussen economie en gezondheid, die de afgelopen dagen steeds vaker de kop opsteekt, is dus ook om die reden een valse tegenstelling. Moraal van het verhaal is dat we keuzes moeten durven maken. We kunnen niet én minder gaan werken én steeds meer verdienen én een steeds betere gezondheidszorg uitbouwen.